zondag 15 oktober 2017

Diefstal in het Vogelschorre deel 5 - Het onderzoek 3

Het vorig deel sloten we af met onderzoeksrechter Ermerins, die op donderdag 27 juni, het rapport met alle getuigenverklaringen uit Brugge, ontvangt. Zijn collega Petrus Jacobus van Thente heeft zich bijzonder veel moeite getroost om zijn collega in Goes te helpen.


22 juni Goes - 25 en 26 juni Eksaarde

Ondertussen is Ermerins nog steeds op zoek naar de geheimzinnige Elegheer en zijn vriendin. De zoektocht naar hem in Bassevelde bleek een dood spoor te zijn. De onderzoeksrechter vermoedt wel dat ze ergens in de buurt van die gemeente kunnen wonen en zendt dan ook een ambtsbrief naar diverse andere gemeentebesturen met de vraag of er soms een Elegheer in de gemeente woont.

Op zaterdag 22 juni zendt Ermerins ook een brief naar het gemeentebestuur van Eksaarde. Die wordt daar op dinsdagnamiddag 25 juni bezorgd. De gemeente telt in 1822 ongeveer 3.500 inwoners. De meeste families zijn er bij naam gekend en het duurt dan ook niet lang eer men vaststelt dat het gaat om Livinus Elegheer, inwoner van Eksaarde. Het zal ook geen geheim zijn dat Lucia Olieux zijn vaste vriendin is. Om 17 uur worden ze beiden aangehouden. Dit komt voor hen waarschijnlijk als een complete verrassing. Het is bijna twee maand geleden sedert de diefstal in het Vogelschorre en ze hebben na hun afscheid op zaterdag 27 april geen contact meer gehad met de anderen die erbij waren.

Burgemeester Désiré Hubert de Nieulant (59), die in 1816 de titel van burggraaf heeft ontvangen, zendt op woensdag 26 juni een brief naar onderzoeksrechter Ermerins in Goes.Hij schrijft dat de beide verdachten werden aangehouden en overgebracht naar het huis van arrest in Lokeren, waar ze zullen opgesloten blijven tot onderzoeksrechter Ermerins een mandaat van arrest bezorgt aan de procureur des Konings in Dendermonde. De eerste die wordt aangehouden is Livinus Casimirus Elegheer.




De tweede is Lucia Olieux, 21 (ze is geboren in april 1803 en is dus nog maar 19), dochter van Francis en Sophia van Hecke, ook geboren en wonende in Eksaarde. Volgens ingewonnen informatie blijkt dat ze rond het vermelde tijdstip met Livinus Elegheer rondtrok in de Polders. 



Hubert de Nieulant vraagt verder aan Ermerins om de bevelhebber van het bataljon waarin Elegheer dienst doet, op de hoogte te brengen van zijn arrestatie en later ook van het vonnis. Zijn verlofpas ligt in het gemeentehuis van Eksaarde. Livinus is in het bezit van het certificaat H.H. artikel 177 van de militiewet.

Hieronder: Uit het militiewetboek 1817





Hierboven: Model van het attest H.H. Artikel 177 - Livinus Elegheer had dit attest bij zich in een blikken busje toen hij zich in april in de Vogelschorpolder bevond. Het is dit attest dat Lvinus laat lezen aan Louis Hebbelinck op zaterdag 27 april. Deze heeft zijn naam onthouden en het is hierdoor dat Livinus Elegheer en Lucia Olieux twee maand later worden aangehouden.

Hieronder: De gevangenis van Lokeren waarnaar Livinus en Lucia worden overgebracht bevondt zich in 1822 in de kelder van het stadhuis. Op de postkaarten hieronder van rond 1900-1910 zie je de deurtjes onderaan de trap, die toegang gaven tot de benedenverdieping en de cellen.





29 juni 1822 - Goes

Onderzoeksrechter Ermerins ontvangt de brief van burgemeester Désiré de Nieulant op zaterdag. Hij maakt nog dezelfde dag een mandaat van arrest op voor Livinus Elegheer en Lucia Olieux.




9 juli 1822 - Dendermonde

Jean Francois Van Bersel, deurwaarder in Dendermonde, bezorgt Livinus Elegheer en Lucia Olieux op dinsdag 9 juli, een afschrift van het arrestbevel op hun naam. Livinus en Lucia zijn dus ondertussen overgebracht van Lokeren naar het arrondissements-arresthuis in Dendermonde. Dat bevindt zich in het oude Karmelietenklooster dat de Fransen in 1797 hebben omgevormd tot 'Tempel der Rede'. Vanaf 1811 wordt het gerechtsgebouw er ondergebracht, en de kloostercellen doen vanaf dan dienst als gevangenis. Livinus en Lucia worden elk in één van deze cellen opgesloten.

Hieronder: De Tempel van de Rede in Dendermonde werd in 1822 deels verbouwd in neoklassieke stijl.



4 juli 1822 - Antwerpen 

Onderzoeksrechter Ermerins verzendt op vraag van de burgemeester van Eksaarde een brief naar de bevelhebber van het 4e bataljon veldartillerie in Anwterpen, met de mededeling dat Livinus Elegheer, die in zijn onderdeel dienst doet, werd aangehouden in Eksaarde en dat hij een mandaat van arrest op zijn naam heeft uitgeschreven. De luitenant-kolonel van het 4e bataljon veldartillerie (treincompagnie) zendt een bevestiging van ontvangst op 4 juli. Die komt aan in Goes op 9 juli.


       
Ermerins doet niet veel verder onderzoek in de maand juli. Het is afwachten tot Livinus Elegheer en Lucia Olieu zijn overgebracht van de gevangenis in Dendermonde naar Goes. 

25 juli 1822 - Goes    

Op donderdagmorgen 25 juli vindt Ermerins het tijd om Louis Hebbelinck opnieuw te ondervragen. Het eerste verhoor had twee maand daarvoor plaats op 20 mei. Hoewel hij op 10 mei zijn medewerking aan de diefstal heeft bekend aan vrederechter Paulus in Axel, heeft Hebbelinck 10 dagen later bij de ondervraging door onderzoeksrechter Ermerins alles ontkend. Ermerins legt hem nu opnieuw op de rooster. Hebbelinck ontkent opnieuw alle betrokkenheid. Ermerins zet het verhoor stop en laat Hebbelinck om 18 uur opnieuw voor hem verschijnen. Die verklaart nu dat Verburgh hem had opgestoken om bepaalde verklaringen te doen voor vrederechter Paulus. Ermerins blijft aandringen en Louis Hebbelinck geeft het uiteindelijk op en zegt:
"maar ik krijg nu berouw en zal dan maar zeggen hoe het gebeurd is"



Hij geeft daarna een compleet verslag van wat er gebeurd is op 27 april en de dagen erna, tot hij werd opgepakt in Zaamslag.
 

26 juli 1822 - Goes

Op vrijdag 26 juli zijn Livinus Casimirus Elegheer en Lucia Olieux aangekomen in Goes. Onderzoeksrechter Ermerins ondervraagt ze nog dezelfde dag. Hij verhoort eerst Elegheer. Die verklaart dat hij in het Vogelschorre aankwam met Lucia Olieu en een zekere 'Verlaere' (Bernard Vanlaere). Hij vertelt hoe hij met Lucia Olieux Eksaarde verliet om in het land van Cadzand werk te gaan zoeken.


Livinus Elegheer en Lucia Olieux woonden naast elkaar in de Recht(e)straat in Eksaarde. De straat startte in 1822 net als nu nog voorbij het bruggetje over de Zuidlede en was ongeveer 4 en een halve kilometer lang. De straat liep door de velden tot aan de Persijzerstraat in Zaffelare.

Hieronder: De Rechtstraat begon ter hoogte van R. De rode vlekjes links en rechts waren de vele arbeidershuisjes die langs weerskanten van de straat stonden.




Hieronder: Twee postkaarten van  het brugje over de Zuidlede en het begin van de Rechtstraat. Rond de eeuwwisseling van 1900 stonden er net als 80 jaar daarvoor nog heel wat kleine arbeidershuisjes in de straat.



Livinus Elegheer vertelt daarna wat er gebeurd is nadat hij samen met Lucia Olieux en Bernard Vanlaere toekwam in het Vogelschorre op vrijdag 26 april. Hij schuift een groot deel van de verantwoordelijkheid voor de diefstal af. Zo beweert hij dat hij het niet was die langsging op het hoevetje van Abraham Dees, maar wel Bernard Verlaere. De vrouw die er thuis was vertelde aan Veralere dat ze die namiddag nog moest gaan werken. Hij ontkent dat hij, toen ze met hun drieën bij de groep van Francis Verburgh kwamen, zou verteld hebben dat hij op vrijdag en zaterdag op een hoevetje was langsgeweest, waar hij in het schuurtje was binnengeweest en waarin twee koffers stonden. Ook dat hij er hemden had gezien, waarvan hij er wel een aantal had willen meepakken. Hij kan zich ook niet herinneren waarover hij sprak met Verburgh, toen ze samen op de dijk zaten. Hij weet wel nog dat ze samen overeenkwamen om naar een arbeidershoeverje te gaan, en te kijken of ze daar wat konden meenemen.

Hij doet daarna het relaas van de diefstal en verklaart dat Francis Verburgh op een bepaald moment zei dat hij niet bang was van die vrouw die nog thuis was, dat je die gemakkelijk kon vastbinden, en ondertussen van alles meenemen. Daarop zei hijzelf dat ze dat beter niet deden en toen voorstelde om iemand naar de vrouw te laten gaan met wat aardappelen, om te vragen die daar te mogen koken. Die kon hen daarna roepen om ze samen op te eten, en dan zouden ze wel gelegenheid hebben om het één en ander te stelen.De rest van zijn verhaal komt overeen met wat de anderen hebben verklaard. Hij bracht zijn vriendin Lucia Olieux pas op de hoogte van de diefstal toen ze het schorre over waren en het gestolen goed onder elkaar verdeelden. Hij verliet daarna samen met Lucia en Bernard Vanlaere de anderen en sloeg de weg in naar Eksaarde. Hij had wel beloofd om hen 's anderendaags opnieuw op te zoeken op de hoeve waar ze zouden slapen, maar deed dat uiteindelijk niet. Ze kwamen 's avonds aan in Zelzate, waar ze in een schuur sliepen. De dag erna verliet Vanlaere hen en keerde hij met Lucia Olieux terug naar Eksaarde, waar ze s'avonds aankwamen. Op dinsdag 30 april ging hij met Lucia naar Lochristi, waar hij zijn deel van het gestolen goed verkocht aan een winkelier. Hij kreeg er één Franse kroon voor. Daarna deed hij met Lucia Olieux het geld op aan eten en drank.

Na dit verhoor is het de beurt aan Lucia Olieux. 



Waarschijnlijk kende ze haar exacte geboortedatum niet. Ze verklaart aan Ermerins dat ze 21 is. Volgens de akte van de BS in Eksaarde is ze geboren op 20 april 1803. Ze is dus drie maand voordien pas 19 geworden. Het bewijst nog eens dat veel mensen in die periode niet wisten wanneer ze geboren waren. Ook in bevolkingsregisters van de 19e eeuw, waar de geboortedatum van de personen werden ingeschreven zoals zij die opgaven, treffen we heel vaak verkeerde data aan.

Het verhoor van Lucia Olieux (transcriptie)


Hieronder: Lucia Olieu verklaart dat ze spijt heeft.



De verklaringen van Elegheer en Lucia Olieux spreken elkaar op enkele punten tegen. We mogen aannemen dat Lucia, die ook haar spijt uitdrukt, diegene is die meest waarheidsgetrouw vertelt wat er gebeurd is. Elegheer probeert voor een groot deel de verantwoordelijkheid voor de diefstal af te schuiven op Verburgh.

Ermerins is ondertussen bijna drie maand bezig met het onderzoek naar de diefstal in het Vogelschorre. Hij gaat niet verder op zoek gaan naar de persoon die de gestolen goederen van Elegheer heeft aangekocht. Volgens Elegheer is dat een winkelier in Lochristi en volgens Lucia Olieux een leurder met sulfers, die ze onderweg naar huis in Wachtebeke tegenkwamen. Hij gaat ook niet verder in op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van Livinus en Lucia.

27  juli 1827 - Goes

Een dag na de verhoren van Elegheer en Lucia Olieux laat onderzoeksrechter Ermerins op zaterdag 27 juli, Constantia Depré opnieuw naar zijn kabinet komen. Hij heeft haar een eerste keer verhoord op 22 mei. Ze heeft dan beweerd dat ze nooit op de hoogte is geweest van de diefstal. Ermerins wil haar nu opnieuw ondervragen. Hij vraagt of ze, nu de meeste van haar medeplichtigen al bekend hebben, nog langer van plan is te liegen over wat er gebeurd is. Ze antwoordt dat ze er spijt van heeft en nu alles zal vertellen. Ze geeft daarna een uitgebreide verklaring over de diefstal en de verdere gebeurtenissen.


   
Op 27 juli is er nog altijd één verdachte die niet werd opgepakt. Ermerins heeft op 3 juni een mandaat van arrest opgemaakt op naam van Theresia Samay, maar ze werd nog altijd niet gevonden en gearresteerd. Hij maakt op 27 juli een nieuw mandaat van arrest op haar naam op. Het is ondertussen bekend dat ze gezien is in de Bakkerspolder (Bakkersdam) bij Oostburg. Ze is er gekend in de herberg die daar staat. Ze zwerft verder ook rond in de kantons van IJzendijke, Sluis en Axel.


5 augustus 1822 - Waterlandkerkje

Hieronder: Op maandag 5 augustus houdt Servaas de le Lijs, veldwachter in Oostburg, Theresia Samay aan in het nabijgelegen Waterlandkerkje





9-10 augustus 1822 - Goes

Theresia Samay wordt nu als laatste van de 9 overgebracht naar Goes en komt daar op vrijdag 9 augustus toe. Onderzoeksrechter Ermerins wordt op de hoogte gebracht dat ze ter zijne beschikking staat.



Hieronder: Ermerins verhoort Theresia Samay op zaterdag 10 augustus.



Theresia Samay is een paar jaar ouder dan de andere vrouwen die er op 27 april bij waren in het Vogelschorre en ze laat niet gemakkelijk onder druk zetten. Ze geeft toe dat ze bij de anderen was op zaterdag 27 april, maar dat ze nooit geweten heeft dat er een diefstal werd gepleegd. Ze heeft geen van de mannen horen vertellen over de diefstal of over wat ze ontvreemd hadden. Ze verklaart ook dat ze niet wist dat de honing die haar vriend Quicke aanbood gestolen was, en dat ze er zelf niet van gegeten heeft omdat het voor haar te zoet was. Op de verklaring van de onderzoeksrechter dat haar vrienden verklaard hebben dat zij er ook van at, antwoordt ze dat die liegen.



Hierboven: Uit het verhoor van Theresia Samay (na 'het is toch niet' volgt op de achterkant van het document het woordje 'waar').

Onderzoeksrechter Ermerins maakt op dezelfde dag nog een mandaat van bewaring op, op naam van Theresia Samay. Deurwaarder Alexander Courlois bezorgt haar om 22 uur een afschrift van het mandaat.



19-20 augustus 1822

Op maandag 19 augustus verhoort onderzoeksrechter Ermerins Theresia Samay opnieuw. Bij dit verhoor wordt ze geconfronteerd met Francis Verburgh, Louis Hebbelinck, Louis Quicke en Constantia Depré.



Theresia Samay blijft ondanks deze confrontatie met de 4 anderen volhouden dat ze niets afwist van de diefstal. Zo verklaart ze dat Francis Verburgh haar vertelde dat hij het goed dat ze later verkochten in Brugge van iemand had gekregen om het te verkopen. Verburgh zelf en de andere drie ontkennen dit,  maar ze blijft koppig volhouden. Ze geeft toe dat ze met Verburgh goederen verkocht in Brugge, maar niet wist dat die gestolen waren. Ondanks aandringen van Ermerins kraakt ze niet. Ze bevestigt dat ze op maandag 29 april samen met Verburgh en Hebbelinck, Brugge weer verliet en in de nacht van 30 april op 30 mei ruzie kreeg met Verburgh en daarna alleen verder trok.



Ermerins rondt hiermee het onderzoek af en verzendt op dinsdag 20 augustus de resultaten van zijn onderzoek naar het Openbaar Ministerie


Deel 6: voor de rechtbank.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten