dinsdag 6 november 2018

Achille Olieu grenadier in de Eerste Wereldoorlog - deel 1

In de post 'Bakkers in Brussel' konden we Achille Olieu, geboren in Brussel en zoon van Achille Prosper Olieu uit Harelbeke al uitgebreid volgen: Bakkers in Brussel
We zagen ook hoe Achille meevocht in de Eerste Wereldoorlog. We bekijken in deze post uitgebreid de carrière van Achille in WO I en het interbellum.




1. Achille Olieu neemt dienst


Op dinsdag 4 augustus valt het Duitse leger het neutrale België binnen. Helemaal onverwachts is dat niet. Op 29 juli 1914 zijn de dienstplichtige miliciens van de klassen 1910, 1911 en 1912 opnieuw opgeroepen en op 31 juli wordt de 'Algemene Mobilisatie' uitgeroepen. De klassen van 1901 tot 1909 worden nu ook opgeroepen. Samen met klasse 13, de eerste die onder de algemene dienstplicht viel, ingevoerd op 30 augustus 1913, zijn nu 13 klassen actief. Op 4 augustus moeten ook de klassen 1899 en 1900 zich aanbieden. Ook een 20.000 tal vrijwilligers melden zich in de maand augustus aan. De 22-jarige Achille Olieu aarzelt niet en geeft zich ook op als vrijwilliger.

In 1910 heeft Achille zijn humaniora die hij volgt in het Institut Robert in de Ruisbroekstraat in Brussel beeindigd. Volgens een verklaring van Achille zelf heeft hij daarna geen hogere studies gedaan. De bakkerij van zijn ouders in de Zilverstraat moet in die periode wijken voor de uitbreiding van de gebouwen van de A.S.L.K. en in 1911 wordt er verhuisd naar de nabijgelegen Bolwerklaan. Dat jaar moet Achille zich aanbieden voor zijn legerdienst. Sedert 1 december 1909 is de loting afgeschaft en vervangen door een wet dat één zoon per gezin legerdienst moet doen. Achille krijgt echter (waarschijnlijk) vrijstelling als enige zoon die zijn ouders in hun zaak moet helpen. Het feit dat hij vrijwillig dienst moet nemen en niet gemobiliseerd wordt wijst er in ieder geval op dat hij geen reguliere dienst heeft gedaan.

Om 7.30 op 4 augustus 1914 overschrijdt het Duitse leger de Belgische grens in Gemmenich. In de morgeneditie van het Gentse dagblad 'De Vooruit' wordt vermeld dat er in Brussel al 2000 vrijwilligers zijn.



De patriottische gevoelens zijn in ieder geval groot. Hieronder: Le Bruxellois National van 5 augustus.


Die gevoelens voor het vaderland en het koningshuis zijn er ook bij Achille, die zich onmiddellijk als vrijwilliger aanbiedt.  De vrijwilligers zijn echter niet altijd welkom. Het Belgisch leger is niet voorbereid op het onderbrengen van zoveel burgers, die meestal ook geen enkele militaire training hebben, en velen worden teruggestuurd. 

Hieronder: Achille mag blijven en wordt ingedeeld bij het 1e Regiment Vrijwilligers.




Op 15 september wordt Achille overgeplaatst naar de Infanterie bij de Grenadiers. Het Regiment van de Grenadiers werd anderhalve maand daarvoor op 29 juli gesplitst in een 1e en 2e regiment met elk 3 bataljons die op hun beurt elk 4 compagnieën met 3 pelotons tellen. Achille wordt ingedeeld bij de 3e Compagnie van het 1e Regiment. De twee regimenten samen tellen ongeveer 2000 man. De Grenadiers behoren in augustus 1914 tot de 18e Gemengde brigade die deel uitmaakt van de 6e Legerdivisie.

Traditioneel dragen de Grenadiers een berenmuts. Sedert 1870 het jaar van de Frans-Duitse oorlog dragen de Franse  Grenadiers geen berenmuts meer, omdat die een uitstekend  mikpunt is voor de vijand die nu lange afstandswapens gebruikt. De berenmuts wordt vervangen door een politie- of kwartiermuts. Later worden die vervangen door een helm. De berenmuts wordt alleen nog bij officiële gelegenheden gedragen. Ook de Grenadiers vertrekken vanuit Brussel met een politiemuts. De berenmutsen die achterblijven worden bij de inval van het Duitse leger in Brussel onmiddellijk als oorlogsbuit in beslag genomen en naar Duitsland verzonden. Ze keren nooit meer terug.

Hieronder: Het traditionele uniform van de Belgische Grenadiers.


Bij het begin van de vijandelijkheden is een militaire commissie ook bezig met het kiezen en laten maken van nieuwe uniformen voor het leger. De Grenadiers dragen een donkerblauw uniform. Dit uniform steekt fel af tegenover de omliggende natuur en de Grenadiers zijn zo veel beter zichtbaar dan de Duitsers die een 'feldgrau' (veldgrijs) uniform dragen. Ze zullen pas in de lente en zomer van 1915 een kaki uniform krijgen.

Hieronder: Het uniform van de Belgische Grenadiers kort voor het uitbreken van de oorlog en in 1914 in het veld.




Hieronder: De politiemuts die de Grenadiers op bovenstaande foto's aanhebben. Omdat de rode band band teveel opviel droegen ze de muts vaak binnenste buiten.


2. Op de vlucht

Vanaf 15 september wordt Achille dus ingedeeld bij het 3e bataljon van het 1e Regiment Grenadiers. Van 10 tot 12 september  hebben de Grenadiers tijdens de tweede uitval uit Antwerpen meegevochten in de omgeving van Rotselaar. Ze hebben zich daarna met de rest van het leger teruggetrokken binnen de vesting Antwerpen, die over twee verdedigingsgordels met forten beschikt, tussen 20 en 40 km van het centrum van Antwerpen verwijderd. Zo zijn er vanaf 1906 nog forten aangelegd van Haasdonk over Bornem en Lier tot Brasschaat en Stabroek. Op 26 september valt het Duitse leger de vesting aan. Eind september bevindt Achille zich met het 1e regiment in de buurt van het fort van Bornem.


Ze blijven tot 5 oktober in Bornem. De dag erop trekken ze zich terug. 's Morgens vroeg gaat het naar Temse waar ze de Schelde kunnen oversteken langs de spoorwegbrug. Daarna gaan ze naar Hamme. Op 8 oktober trekken ze door Zele en daarna verder naar Lochristi. Het Duitse leger zit hen ondertussen op de hielen. Kort na de doortocht van de Grenadiers bezetten de Duitsers Zele. In de vooravond bereikt Achille met zijn regiment Gent. Ze worden er toegejuicht door de bevolking. Een paar uur later trekken ze verder langs de vaart naar Mariakerke en om 2 uur 's nachts komen ze aan in Hansbeke waar ze de trein gaan nemen met voorlopig onbekende bestemming. 

In de gietende regen wordt er gewacht op de trein die pas om 8 uur 's morgens toekomt. Na het vertrek staat de trein al vlug weer stil en pas rond 15 uur gaat hij weer aan het rijden. Achille komt uiteindelijk pas tegen de avond aan in Brugge. Daarna gaat het naar Diksmuide waar de trein rond middernacht binnenrijdt. Zondag 11 oktober begint juist. 

Op maandag gaat het via Kaaskerke naar Oudkapelle, Alveringem en tenslotte Houtem dicht bij de Franse grens, waar ze rond 10 uur aankomen. Op donderdag 15 oktober verlaten ze Houtem en trekken naar de grote baan Veurne-Ieper waarlangs ze via Hoogstade afdraaien naar Lo waar ze rond 22 uur halt houden.  Het heeft de hele namiddag gestortregend. Om 6 uur gaat het al weer verder naar Merkem. Weinig eten en slaap hebben de Grenadiers ondertussen afgemat.

Na om 4 uur weer gewekt te zijn gaat het op zaterdag 17 oktober richting Zuidschote. Daar moeten ze bij de Ieperlee loopgrachten graven. De zondag werken ze verder en op maandag 19 oktober moeten ze al om 3 uur s'nachts terug naar Lo, daarna naar Lampernisse  en tenslotte Oostkerke waar ze hun kamp opslaan. Op zondag 18 oktober is ondertussen de slag om de Ijzer begonnen.

Hieronder: De diverse gemeentes die Achille met het 1e regiment doorkruist voor ze op 19 oktober in Oostkerke hun kamp opslaan en gaan deelnemen aan de slag om de Ijzer.


Hieronder: Voor Achille die opgegroeid is in het steeds drukker wordende Brussel zal de Westhoek een hele verandering zijn. In die oktoberdagen van 1914 passeert hij door idyllische, rustige dorpjes. Nog geen troosteloze ruines te bespeuren, maar dat zal vlug veranderen.



Hieronder: Het 'Belgische front'  met de diverse sectoren van 1914 tot 1916



3. Achille Olieu tijdens de slag om de IJzer

Op 18 oktober begint de slag om de Ijzer. Het front waar het Belgsiche leger zich bevindt strekt zich uit van Nieuwpoort tot Steenstrate. 

Op 19 oktober wordt de 6e legerdivisie, waarbij het regiment van Achille Olieu behoort in reserve geplaatst in Pervijze en Oostkerke. In de avond krijgt de divisie opdracht om zich naar het noorden te begeven, en zich klaar te houden om mee te werken met de troepen in de eerste linie, om  een oversteek van de Ijzer door te Duitsers tegen te houden. 

20 oktober : Bij zonsopgang vertrekt Achille Olieu met zijn regiment naar Roesdamme. Daar volgen ze de aardeweg naar de Groenepoort boerderij waarna ze de steenweg van Veurne naar Pervijze kruisen. Het gaat verder noordwaarts tot aan de halte Booitshoeke van de spoorweg tussen Nieuwpoort en Dismuide, ten zuiden van de Venepevaart.

Hieronder: Om 8 uur 's morgens komt Achille met zijn regiment aan bij de spoorweghalte van Booitshoeke.


Hieronder: Locatie Achille Olieu (x). Rechts de Ijzer met de bocht van Tervate (xx) waar de Duitsers de Ijzer zullen oversteken.


Het 1e regiment stelt zich daarna in 3 lijnen op ten noorden van de baan naar Booitshoeke, Ze beginnen met het graven van nieuwe loopgrachten. Voor de nacht slaan ze hun bivak op ten zuiden van de steenweg van Booitshoeke naar Schoore, 400 meter ten zuidoosten van de baan van Pervijze naar Ramskapelle. 

De Duitse artillerie vuurt ondertussen vanaf hun stelling aan de overkant van de Ijzer al een paar dagen een spervuur aan brisantgranaten (stalen huls met explosief binnenin - bij ontploffing zorgen de brekende stalen scherven voor vernieling en zware of dodelijke verwondingen) en shrapnels van allerhande kalibers (granaten gevuld met loden of stalen kogels) af. Vanaf de bivakplaats van het 1e Regiment is het uitzicht spektakulair en angstaanjagend. Dichte grijze, gele, groenachtige en zwarte wolken die gepaard gaan met een oorverdovend geraas, hangen als een gordijn in het oosten.

21 oktober: 's Morgens trekken de Grenadiers zich onder zware beschietingen terug. Ze verwachten ieder moment te moeten meestrijden. Om 15.30 is de situatie ten noorden van Schoorbakke ernstig en het 1e Regiment krijgt opdracht zich klaar te houden. Een half uur later trekken het 1e en 2e bataljon op naar de Beverdijk. Het bataljon van Achille blijft achter als reserve aan de kruising van de baan van Diksmuide-Nieuwpoort en de steenweg Booitshoeke-Schoorbakke. De twee andere bataljons worden al vlug teruggezonden in opdracht van Generaal Deceuninck die al die versterking overbodig vindt en het regiment keert om 17.50 terug naar zijn bivakplaats van de vorige nacht.

Om 20.20 krijgt het regiment opdracht zich ter beschikking te houden van de 2e legerdivisie en ze vertrekken richting Ramskapelle. Om 22 uur moet het 1e bataljon zich verplaatsen naar de boerderij Violette tussen Ramskapelle en Mannekensvere, om van daaruit de dijken te bewaken. De twee andere bataljons slaan hun bivak op dicht bij Ramskapelle. Daar brengt Achille de nacht door. 

Hieronder: Ramskapelle-Violet hoeve (x)-Ijzer-Mannekensvere. Het bataljon van Achille Olieu bivakkeert in de omgeving van Ramskapelle.



22 oktober: De hevige Duitse bombardementen gaan onveranderd door. Bij zonsopgang is het Duitse leger erin geslaagd de Ijzer over te steken in de bocht van Tervate.  Om 7 uur krijgt het 1e regiment opdracht zich opnieuw te begeven naar de Booitshoekhalte. Daar krijgen de 3 bataljons een verschillende opdracht.  Het 1e moet zich verplaatsen naar Pervijze en twee uur na aankomst oprukken langs de baan Pervijze-Schoorbakke. Het 2e moet plaatsnemen ten westen van Pervijze langs de baan naar Veurne. Om 15 uur krijgt het bataljon van Achille bevel zich naar de Blauwhuishoeve, ten noorden van Pervijze, te begeven, om zich daar klaar te houden om de troepen die zich eventueel moeten terug trekken voor de Duitsers, bij te staan.

Hieronder Locatie Achille Olieu vanaf 15 uur (x) en bocht van Tervate waar de Duitsers er in geslaagd zijn de Ijzer over te steken (xx) (map mei 1917)



De eerste linie houdt ondertussen in nieuwe, haastig gegraven loopgrachten stand tegen de Duitsers. Om 16 uur gaat het Belgisch leger in de aanval. Het 2e bataljon Grenadiers, onder leiding van majoor D'Oultremont,verlaat zijn stelling ten westen van Pervijze om deel te nemen aan de aanval. 

Het bataljon van Achille, dat zich nog aan de Blauwhuishoeve bevindt, krijgt kort daarna de opdracht de plaats van het bataljon D' Oultremont in te nemen. De Duitse artillerie blijft ondertussen allerhande projectielen afvuren. Kort nadat Achille met zijn bataljon de positie van het 2e bataljon heeft ingenomen wordt hij geraakt aan het hoofd door een stuk van een ontploffende obus.

Hieronder: Geschreven verklaring van Achille dat hij op 22 oktober 1914 verwond werd


Hieronder: Ruines in Pervijze na de bombardementen van de Duitsers.



Achille wordt afgevoerd naar één van de vele militaire hospitalen in Calais. Die hebben vooral in scholen en andere publieke gebouwen onderdak gevonden. Het Belgische militaire hospitaal in Calais wordt pas in februari 1915 opgericht. 

Hieronder: Veel van de gekwetsten werden naar Calais gebracht met een ambulance van F.A.N.Y (The First Aid Nursing Yeomanry Corps).




4. Afloop slag om de Ijzer

Terwijl Achille wordt afgevoerd naar een militair ziekenhuis gaat de slag om de IJzer verder. We gaan terug naar de namiddag van 22 oktober wanneer het 2e bataljon van de Grenadiers in de aanval gaat. 

Rond 14 uur zet het bataljon zich in beweging.  Het gaat in looppas door het zwaar gebombardeerde Pervijze, waarna ze noordwaarts afbuigen om de baan van Pervijze naar de Schildersbrug te vermijden, en daarna afslaan naar het oosten, richting Tervate. Om 14.30 moeten ze een uur halt houden aan de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort, omdat de bombardementen te hevig zijn. Om 15.30 kunnen ze terug vooruit, maar de vele modderige en soms diepe grachten en irrigatiekanalen, die ze alleen kunnen oversteken waar er loopbruggen zijn aangelegd, bemoeilijken het oprukken enorm. Om 16.30 bereiken ze de steenweg van Stuyvekenskerke naar de Schildersbrug. 

Hieronder: De spoorweglijn tussen Diksmuide en Nieuwpoort (15,8 km lang) iets ten oosten van Pervijze en waar het bataljon moet halt houden is al lang verdwenen. Reizigersverkeer werd op 18 mei 1952 stopgezet en goederenverkeer in 1974. In 1977 werden de sporen opgebroken.


Op 19 oktober heeft de Belgische Genie in Tervate de brug opgeblazen. In de nacht van 21 op 22 oktober maken de Duitsers de Belgische wachtposten op de rechteroever af met bajonetsteken. Daarna maken ze op een 90-tal meter ten zuiden van de vernielde brug met ter plaatse aangetroffen materiaal een loopbrug over de Ijzer. Tegen de morgen hebben al zo'n 1000 Duitse infanteriesoldaten de Ijzer overgestoken. 


Om 17.15 gaat het bataljon D'Oultremont in de aanval. De Grenadiers moeten zich een weg banen door de honderden slachtoffers die al gevallen zijn door mitraillettenvuur. Ze rukken op tot op 250 meter van de IJzer waar ze in een kleine loopgracht kunnen schuilen, waar ook wat liniesoldaten en karabiniers zich ophouden. Met de kreet 'Vive le Roi' verlaten ze de loopgracht en stormen naar de dijk. Duitsers worden gedood met de bajonet. Wanneer ze de top van de dijk bereiken vuren de Duitsers met hun mitrailletten vanaf de oostelijke oever. Majoor D'Oultremont wordt onmiddellijk gedood. 



De Belgische soldaten moeten zich terugtrekken en schuilen. Ze weigeren zich over te geven. De dag erna moeten de Belgen zich verder terugtrekken en de overblijvende grenadiers moeten de vier kilometer terug naar Pervijze overbruggen onder felle beschietingen. 

23 oktober en de volgende dagen: De Belgen moeten zich geleidelijk terugtrekken. Stuivekenskerke is ondertussen ingenomen door de Duitsers en via nieuwe loopbruggen over de Ijzer geraakt steeds meer van hun artillerie aan de overkant.

Nadat de Belgen op 24 oktober op de hoogte gebracht zijn van een Frans inundatieplan tussen Duinkerke-Veurne-Lo en Sint-Winoksbergen dat echter afgekeurd wordt door hun opperbevelhebber Joffre begint de Belgische generale staf ook na te denken over een beperkte overstroming. Niemand bij de militairen heeft echter voldoende kennis over het systeem van de vele waterlopen aan de westkant van de Ijzer. Ze nemen daarom contact op met wateropzichter Karel Cogge die daarbij kan helpen.


In de nacht van 26 op 27 oktober wordt een eerste poging gedaan maar de kleine sluis die ze openen laat het water maar heel traag door. Het zal ongeveer drie dagen duren voor er voldoende water is voor een overstroming.  Er is echter niet veel tijd meer want het Belgische leger staat op het punt overrompeld te worden door de Duitsers. Op 29 oktober beslist de legerleiding een risico te nemen en op advies van Karel Cogge de Overlaat van Veurne op de Noordvaart te gebruiken. s' Avonds opent Hendrik Geeraert samen met enkele militairen de acht dubbele schuifdeuren. Bij vloed stroomt zo een grote hoeveelheid zeewater naar de grachten erachter. Bij eb worden de deuren weer gesloten. Hij doet dit tijdens vier opeenvolgende nachten, twee keer per nacht.


30 oktober: Al vroeg in de morgen vallen de Duitsers opnieuw aan. Ze slagen erin Pervijze en Ramskapelle in te nemen. Om 20 uur worden de sluisdeuren opnieuw geopend. Om 23.45 moeten de Duitsers hun aanval stopzetten. Het heeft al dagen geregend en ze denken dat de Ijzer buiten zijn oevers getreden is. Op 31 oktober gaan ze opnieuw in de aanval maar tegen middernacht wordt die definitief afgeblazen. De Duitse soldaten staan dan al tot over hun knieën in de modder. De slag om de Ijzer is ten einde.

Hieronder: Na de overstroming. De baan van Ramskapelle naar Sint-Joris aan de overweg van de spoorlijn.


5. Achille keert terug naar Belgie

Achille maakt dus de rest van de Ijzerslag die op 1 november afloopt niet meer mee. Op 12 november is hij voldoende hersteld en mag het militair hospitaal in Calais verlaten. Hij vervoegt de 6e divisie van het leger. Hij krijgt nog een rustperiode en op 7 december komt hij weer aan bij het 3e bataljon van het Grenadiersregiment, dat zich in Wulveringem bevindt. Wegens de grote verliezen tijdens de Slag om Antwerpen en daarna aan de IJzer zijn sedert 7 november de twee regimenten van de Grenadiers terug samengevoegd tot één met 3 bataljons met elk 3 compagnieën. 

Ze blijven tot 12 februari 1915 in de loopgrachten in de sector van Diksmuide. Vanaf de dertiende genieten ze van een grote rustperiode van 3 weken in De Panne. Op 26 februari mag Achille zich samen met de rest van het regiment opstellen op het strand van De Panne in de nabijheid van de Koninklijke villa's. Daar komen Koning Albert en Koningin Elisabeth hen feliciteren voor hun dapperheid en halsstarrigheid waarmee ze tot nu toe gevochten hebben en hun plicht hebben voldaan.

Hieronder: De Koninklijke villa's. Koning Albert verbleef de ganse oorlog in Villa Maskens (eerste rechts)


Op 15 februari zijn ondertussen in het station van Adinkerke nieuwe recruten van de klas van 1914 toegekomen die de 6e legerdivisie en dus ook de Grenadiers zullen versterken. Er zijn er niet genoeg om weer twee regimenten te vormen, maar er wordt met 800 man wel een extra vierde bataljon gevormd.

6. Sector Steenstrate - Gasaanval

Op 9 maart 1915 vertrekken de Grenadiers naar Oost-Vleteren. Ze lossen op 12 maart de troepen van de 89e Franse afdeling af en bezetten langs het kanaal de sector van Steenstrate. De 6e divisie, die bestaat uit het regiment van de Grenadiers en het 1e en 3e regiment Karabiniers bezet de frontlijn over een afstand van 4 km van Drie Grachten tot het gehucht Steenstrate. De Grenadiers liggen in het uiterste zuiden op 400 meter van Steenstrate. Dat telt een achttal huizen en ligt bij de brug over het Ijzerkanaal. Voor de oorlog is er een brouweij, een maalderij en een bakkerij. Vanaf daar bezet het Franse leger het front.

Hieronder: Het front van Diksmuide tot Ieper in maart. De 6e legerdivisie bezet de sector van Drie Grachten tot Steenstraat. De Grenadiers zijn terug te vinden in het zuiden aan de brug van Steenstrate over de Ijzer. Die vormt de grens met het Franse leger.


Hieronder: Het gehucht Steentrate rond 1910. De huizen liggen bij de aankomst van de Grenadiers in maart in puin, sedert de eerste slag om Ieper in oktober en november 1914.


Het bataljon van Achille gaat de eerste dagen op piket (in reserve blijven) rond de molen van Pypegale in Reninge. 

De sector is in erbarmelijke toestand en heeft nog het uitzicht van het slagveld in oktober-november 1914. Op het modderig terrein liggen verrotte dierenlijken, wapens en obussen, met daartussen naamloze graven. De dijk langs het kanaal is grotendeels verwoest. Achille moet net als de andere grenadiers nieuwe loopgrachten en schuilplaatsen aanleggen in de eerste, tweede en derde lijn. De tweede linie bevindt zich ongeveer 500 meter achter de eerste, tussen de Kemmelbeek en de Ieperlee, en de derde tussen Pypegale en Reninge. De Duitsers liggen aan de overkant van het Ijzerkanaal op ongeveer 500 meter van de oever.

De bataljons wisselen elkaar om de twee dagen af in de frontlinie. De bataljons op piket en rust werken dag en nacht aan het inrichten en versterken van de tweede en derde linie. De Duitsers bombarderen de sector ondertussen hevig.

Hieronder: De frontlinie in Steenstrate aan de Ieperlee.



22 april 1915
Op donderdag 22 april bezet het tweede bataljon van de grenadiers de eerste linie. Het derde bataljon met Achille en onder leiding van Majoor de Callatay is op piket tussen Pypegaele en de Molenhoek. Ze hebben per compagnie onderdak gezocht in de ruines van nabijliggende boerderijen. Het eerste en vierde bataljon zijn op rust in  de omgeving van Oostvleteren. De compagnie van Achille wordt aangevoerd door luitenant Reclerq. De commandant van de legerdivisie heeft echter beslist dat er vanaf de avond van 22 april  telkens twee bataljons in de eerste linie moeten plaatsnemen en de twee andere in piket in de tweede linie. Het bataljon van Achille krijgt opdracht vanaf het vallen van de duisternis het 2e bataljon in de 1e linie te vervoegen. Maar de Duitsers vallen in de namiddag overwachts aan.

Hieronder: locatie compagnie van Achille Olieu in de namiddag van 22 april 




Het is een prachtige lentedag en het is rustig in de namiddag. De grenadiers van het tweede bataljon in de loopgrachten kunnen zelfs een kaartje leggen. Om 17 uur breekt er onverwachts een hevig bombardent los op de stelling van de Fransen. Kort daarna zien de grenadiers vanuit de Duitse linies witte rook opstijgen, die daarna groen en tenlotte koperkleurig wordt. De rookwolk wordt dichter en nadert de grenadiers, maar dan buigt ze vanuit het zichtpunt van de grenadiers naar rechts af naar de Franse linies. Ze zien daarop de Fransen naar de keel grijpen en neervallen. Velen vluchten in de richting van de loopgrachten van de grenadiers. De Duitsers hebben zopas tussen Steenstrate en het Halfwegehuis op de weg van Langmark naar Poelkapelle 5730 gasflessen met chloorgas geopend.

Hieronder: slachtoffers van de gasaanval op 22 april in de eerste linie van Steenstraete.



Ook majoor de Callatay aanvoerder van het 3e bataljon ziet de rookwolk in de verte en belt naar het hoofdkwartier in Oostvleteren. Om 17.30 krijgt het bataljon van Achille opdracht op te rukken naar de tweede linie waar ze zich moeten klaar houden. Wat later volgt de opdracht om in de invallende duisternis zich te verplaatsen naar de eerste linie en daar het 2e bataljon bij te staan. Het vierde bataljon moet hun plaats in de tweede linie innemen. Het eerste bataljon in Oost-Vleteren moet zich klaar houden. 

Tussen exploderende obussen  en shrapnels baant het 3e regiment zich eerst een weg tot aan de molen van Lizerne. Om de restanten van de giftige rookwolk niet in te ademen maken de grenadiers hun zakdoek nat en houden die voor de mond. Wanneer ze te horen krijgen dat de Duitsers de brug van Steenstrate zijn overgestoken en de Fransen zich hebben teruggetrokken maar dat de grenadiers geen duimbreedte toegeven en stand houden, stijgt de moraal en worden ze vervuld van trots . Ze willen zich zo vlug mogelijk in de strijd gooien (verslag sergeant Reding 2e compagnie 3e bataljon).


Om 18 uur hebben de Duitse soldaten nadat de giftige rookwolk is weggetrokken hun loopgrachten verlaten. Ze  rukken gesteund door een hevig bombardement op. De Fransen vluchten en alleen de Grenadiers kunnen de Duitsers nog tegenhouden. Majoor de Kempeneer aanvoerder van het 2e bataljon ziet onmiddellijk het gevaar en geeft opdracht de loopgracht tussen de Ijzer en de Ieperlee die haaks staat op de andere loopgrachten te verlengen. Er wordt daaraan doorgewerkt tot diep in de nacht tot de verdedigingslijn reikt tot aan de molen van Lizerne (zie schets hieronder)


Om 20.30 komt Achille met het derde bataljon aan bij de eerste linie. Ze moeten her noordelijk deel van de linie bezetten. Om 20 uur verlaat het 1e bataljon zijn kantonnement in Oostvleteren en rukt via Pypegale op naar de eerste linie. De compagnieën van de 3 bataljons worden al vlug gemengd. De compagnie van Achille versterkt de eerste compagnie van het 2e bataljon. Om 23 uur komt ook het 4e bataljon toe aan de tweede linie.

Hieronder: Om middernacht vecht Achille met de 3e compagnie aan de dijk van de Ijzer, ten noorden van Steenstrate.



23 - 25 april 1915
De Duitse artillerie heeft de ganse nacht hevig gebombardeerd maar de Grenadiers houden stand. Ze slaan alle aanvallen af, delven nieuwe loopgrachten en versterken de bedreigde plaatsen. Om 2 uur lossen de Duitsers opnieuw gas en ze vuren ook gasobussen af. De aanvallen van de Duitsers vanaf de baan van Steenstrate naar Lizerne op de rechterflank van de grenadiers verhevigen. De ruines van de boerderijen staan in brand. In de nacht van 23 op 24 april kunnen de Duitsers rond 2 uur Lizerne innemen. Ondertussen blijven de Duitsers de stellingen van de Grenadiers aan de Ijzer, waar Achille zich nog altijd bevindt hevig bombarderen. 


Op 24 april mogen de Grenadiers zich vanaf 21 uur terugtrekken maar Oostvleteren. Ze worden afgelost door het 3e Linieregiment. De aflossing verloopt moeizaam en de laatste Grenadiers verlaten pas in de ochtend het slagveld.  De 26e moeten ze terug oprukken richting Steenstraete. Het regiment komt samen ten oosten van de Molenhoek. Tegen de avond lossen ze in de eerste linie het 3e Linieregiment weer af. Op 27 april kunnen de Fransen Lizerne weer innemen en tegen de avond de Duitsers terugdringen tot aan het Ijzerkanaal. Alle huizen in de Steenstraat zijn nu helemaal verwoest.



Hieronder: Op zondag 22 april 1934 wordt in de Nieuwstraat in Zuidschote die de nieuwe naam Grenadiersstraat krijgt een obelisk onthuld ter herinnering aan de rol van de grenadiers tijdens de eerste gasaanval en de daaropvolgende gevechten in en rondom Steenstrate

Uit de krant 'Het Ypersche' van 28 april 1934: Koning Leopold III draagt nog een rouwband voor zijn vader die twee maand daarvoor op 17 februari verongelukt is in Marche-les-Dames






Uit het legerdagboek van Max Deauville: Een impressie van het slagveld in Steenstrate


In 1914 en 1915 schrijft de 34 jarige Maurice Duwez onder zijn schrijverspseudoniem Max Deauville over zijn periode in het Belgische leger. Hij wordt na de val van Luik ingedeeld als bataljonarts bij het 2e bataljon van het 4e regiment Karbiniers. Nadat zijn bataljon bij de slag om de Ijzer gedecimeerd is wordt het ontbonden en  hij daarna over naar het eerste bataljon tot einde 1914. Begin 1915 wordt hij overgeplaatst naar de het 1e regiment Grenadiers, het regiment van Achille Olieu. Hij is arts bij het 1e bataljon. Van maart tot mei schrijft hij over zijn ervaringen en gevoelens in de sector van Steenstraete. Hij beschrijft de streek en de loopgraven zoals Achille ze ook gezien moet hebben.

Vanaf 10 maart: Naar de eerste linie

Om naar de loopgraaf te gaan moeten we wachten tot het bijna nacht is. Als de kleuren vervagen, is de tijd gekomen. De mannen hijsen hun ransel met een schouderslag op de rug. De karavaan vertrekt, aanvankelijk in stilte, want wie naar daar gaat is nooit zeker dat hij zal weerkeren. Eerst is er de weg door Pypegale, een door de bombardementen verwoest gehucht. 

Hieronder: Een foto van Pypegale uit 1915 uit het fotoalbum van Jacques Van Baelen, griffier bij het krijgsauditoraat van de 6e legerdivisie, waarbij het regiment van Achille behoorde


De woningen liggen nogal verspreid en hebben niet allemaal even erg geleden. Van sommige zijn hele muren verdwenen. Aangezien de troepen vorige oktober overal hebben gelogeerd, zijn de vloeren op de verdiepingen bedekt met stro. Strodaken zijn ingestort. Een café is nog open, het dak beschadigd, de vensters gebarrikadeerd met planken. Daar gaan de soldaten een laatste glas drinken, daar ook komen de corveeploegen bijeen, de kookploeg, de treuzelaars. Hier valt de laatste golf van de achterhoede stil. 

Verderop is het domein van de infanterie, een smalle strook van één tot twee kilometer die langs het hele front loopt en waar een heel speciaal leven heerst. Na het kruispunt van het gehucht begint de weg naar Zuidschote. Heel wat bomen zijn weggemaaid. Andere werden gekapt om het schootsveld van onze artillerie niet te hinderen. Geen kar waagt zich nog zo ver. Zuidschote zelf is nog slechts een vormeloze hoop puin, waaruit een geur van verrotting opstijgt. Een achtergelaten kat miauwt wild in het geraamte van een huis. Hier is geen levende ziel meer, alles is verlaten.



We volgen een weg langs de Kemmelbeek, een mooi riviertje tussen de wilgen. De muren van de huisjes die we passeren zitten vol gaten en hun pannen zijn verdwenen. Door de dakbalken is de hemel te zien. Onderaan de muren tot aan de weg liggen hopen puin. De weg zit vol bomkraters, deels opgevulld. Dan gaan we door de velden en marcheren achter de ruines van de molen van Lizerne. We trekken door een groot bietenveld, doorkruist met aangestampte weggetjes die werden aangelegd door de afgeloste troepen. Enkele kogels fluiten. We komen bij de waterscheiding tussen de twee rivieren. Daar moeten we wachten tot het donker is want de helling die we moeten afdalen, is onbeschut terrein. Eerst langs een haag, dan over onbewerkt terrein met als richtpunt een rij hoge bomen. Aan het eind daarvan ligt de loopbrug over de Ieperlee.

De nacht valt. Kogels boren zich in de modder. Tegen de donkere hemel is het silhouet van de grote populieren nauwelijks te onderscheiden. Onze voeten glijden uit, stoten tegen onzichtbare obstakels.... We naderen. Voor ons duikt een donker talud op waarvan de kam zich aftekent tegen de iets lichtere hemel. Onder onze handen voelen we de vochtige, opgestapelde zandzakken. Hier is de loopgraaf. Stemmen weerklinken. Het krioelt er van leven, schaduwen die elkaar ontmoeten of tegen elkaar aanbotsen in een in de zwarte aarde uitgegraven doolhof. Daar is onze schuilplaats. Een dik gordijn van zakken hangt voor de ingang en laat aan de randen een beetje licht binnen. De ruimte is in de aarde uitgegraven als een soort silo van twee meter lang en een meter breed waarin je gebukt moet lopen onder het plafond van rottende planken. We moeten ze met twee delen. 


Een geweldige kanonnade barst los. De salvo's volgen elkaar op. Door de spleet van ons gordijn zien we de lichtschichten. Onze schuilplaats wordt dooreengeschud als bij een aardbeving. Kluiten aarde vallen naar beneden. De zenuwen zijn gespannen. Opgericht op de ellebogen, de oren gespitst en met wijdopen ogen staan alle zintuigen op scherp om de verschillende geluiden te onderscheiden. Is dit de prelude van een aanval?....

We bezetten de linie met drie compagnieën, gescheiden door grote tussenruimten. Eigenlijk verdedigen ze onderdelen van loopgraven. iedereen is telefonisch met elkaar verbonden. Degene die denkt opwindende dingen te vernemen via het apparaat zou erg ontgoocheld zijn. Hij zou alleen maar over schoppen, gamellen en graafwerken horen spreken...

Ons commando heeft de pikettroepen dichterbij gebracht. Zij bezetten nu boerderijen langs de weg van Zuidschote naar Reninge. Deze liggen in de bombardementszone en vliegen de een na de ander in brand...

De rustdagen in Oostvleteren
Daar staat het zwarte karkas van de molen met erlangs de kasseiweg naar het dorp, afgeboord met rustige huizen. De lucht is zachtblauw en de zon is aangenaam. De rode of witte huizen hebben geen karakter, het zijn arbeiderswoningen en voorstadsboerderijen… De soldaten flaneren, de handen in de zakken of roken ongegeneerd een pijp aan de deurdrempel. Anderen doen verderop de was. Een café, een winkeltje, het dorp wordt breder en toont vervolgens gelijkaardige huizen met een voortuin. In het midden staat de grijze, rustige, slaperige kerk die van de levenden is gescheiden door de kruisen en bloemen van het kerkhof. Rechts geeft het plein uit op een brede doorkijk die het rode kasteel omkadert.

Hieronder: Oostvleteren




Op 27 maart wordt Oostvleteren gebombardeerd.

Op 22 april verzamelt het 1e bataljon om 20 uur aan de molen van Oostvleteren. Via Pypegale en Lizerne moeten ze het 2e en 3e bataljon (met Achille Olieu) in de loopgraven gaan steunen. Maurice Duwez schrijft uitgebreid hoe ze naar de frontlinie oprukken.

De berichten zijn slecht. De Duitsers zijn in Steenstraete. Ze zijn het water overgestoken. De Fransen rechts van ons hebben zich teruggetrokken. Het bataljon gaat een verzamelpositie innemen achter Pypagale. En daarna? Dat zien we wel als we er zijn...Bij het vallen van de avond komen de compagnies bijeen voor het zwarte skelet van de afgebrande molen. De mannen stellen zich met trage pas op. Niemand zegt een woord. Het uur van vertrek is altijd moeilijk. Van al degenen die hier staan zullen velen niet terugkeren. De 1ste compagnie vertrekt achter zijn commandant. Onze grenadiers defileren, met kleine rustige stappen marcherend, het lichaam naar voren gebogen onder het gewicht van de ransel met de deken bovenop...


Daar is de Ieperlee, de loopbrug, een sprong en we zijn op de beschutte weg. De boom die hier stond is vernield... Aan onze voeten liggen vier zoeaven. Een van hen hurkt, het geweer tussen de benen, het hoofd op de borst. De anderen liggen neer. Ze lijken te slapen. Ze zijn dood. En de geur wordt bedwelmend. Eerst aangenaam als jasmijn, daarna walgelijk. Hij achtervolgt ons nu al een hele tijd. Op sommige plaatsen is hij scherper. Dan sluit de ring zich nog meer rond de slapen. De ogen branden en tranen lopen langs de wangen. Het is alsof de lucht vol druppels in suspensie hangt.

We bereiken de gevechtsloopgraaf... Onze grenadiers zijn daar, ze liggen op de borstwering, grote zwarte schaduwen op de grijze zandzakken. Ze schieten. De kogels slaan in op de zandzakken, in de grond, in de bomen. Schaduwen glijden voorbij, in twee geplooide mannen, het geweer in de hand... Een vuurpijl daalt neer, een groene ster die de loopgraaf met een irreële schijn  verlicht. Het gefluit herbegint. Steeds weer ontploffen shrapnels met hun luguber licht. Het is prachtig en verschrikkelijk. Vlaanderen bloedt uit al zijn aderen. Maar hoe dan ook de Duitsers zullen niet doorkomen.

Na afloop van de gevechten.
Midden mei worden de Duitsers over het kanaal teruggedrongen. De Steenstratebrug is terug in handen van de Belgen en Fransen. Het Duitse offensief valt na 24 mei stil. Maurice Duwez schrijft op 25 mei:

In Steenstraete is de wanorde en vernieling immens. De plaats van de huizen is alleen nog te herkennen aan de hopen bakstenen die de funderingen markeren. Er bleef niet veel over van het gehucht toen we in de sector aankwamen, maar nu staat er geen steen meer op de andere. Overal zijn bomkraters geslagen. Ze raken en overlappen elkaar. In een van hen is een Duits lichaam te zien, hij staat recht, begraven tot aan de heupen, onthoofd. Overal steken uniformen uit de omgewoelde grond. Onder het zand zijn vaag de vormen van een gezicht te zien. De mond met zijn witte tanden gaapt als een rattenhol. Daar is de brouwerij met haar kelders. alles is ingestort. De plaveien zijn opgebroken, de verwrongen rails steken in de lucht. Van heel Steenstraete blijft er niets over. Alle sis met de grond gelijkgemaakt. De brug is nog slechts een hoop ijzer...

Hier en daar herinneren groene en gele zakken die de Duitsers hebben meegebracht aan de recente bezetting... Om een idee te hebben van wat de moderne oorlog eigenlijk is, moet je die door de obussen doorploegde velden hebben gezien, in alle richtingen doorkruist met loopgraven. De huizen, de weg, de tuinen, de velden, alles is een grote hoop puin en omgewoelde grond... Kelders zijn ingestort op hun bewoners. Overal stijgt een verontrustende sterke geur op. De grond beweegt onder de voetstappen en wanneer een voet wegzinkt in het slijk wordt de geur sterker. Hier is de wind van de dood langsgekomen. Alles is vernield, zelfs het gras groeit hier niet meer.


Na afloop telt het grenadiersregiment 223 doden een een 700 tal gekwetsten. Veel grenadiers zijn ook aangetast door het chloorgas en zullen de rest van hun leven last hebben. Achille is dit keer bij de gelukkigen die heelhuids de gevechten overleven. Een jaar later wordt in dagorder van 21 april 1916 beslist dat het regiment 'Steenstraete' mag toevoegen aan zijn vaandel.




7. Rust en sector Diksmuide

Achille Olieu is nu aanwezig geweest bij de twee veldslagen aan het Ijzerfront. De Slag van de Ijzer van 16 tot 31 oktober 1914, waar hij gewond geraakt en het gevecht bij Steenstrate van 22 april tot 5 mei 1915 met de eerste gasaanvallen van de Duitsers. Op 14 juli 1915 verlaat hij met het grenadiersregiment de sector Steenstrate en reist met de trein naar Bray-Dunes waar ze van een maand rust mogen genieten. 


Hieronder: Vertrek naar Bray-Dunes. Majoor Donies, commandant van het eerste bataljon schudt de hand met majoor De Kempeneer, commandant van het tweede bataljon.



Achille mag er samen met de andere grenadiers tot 17 augustus genieten van een welverdiende rust. Het zal hem ongetwijfeld herinneren aan de vele dagen die hij met zijn ouders heeft doorgebracht in hun 'Villa Rachel' in Knokke.



Vanaf begin augustus krijgen de grenadiers hun nieuwe kaki uniform. Tegen het einde van de rustperiode kan het hele regiment het nieuwe uniform dragen.

Op 17 augustus vertrekt het regiment naar de sector Diksmuide. De eerste linie bevindt zich bij Diksmuide. De bataljons wisselen elkaar af en gaan op piket in Lampernisse of Kaaskerke. Hun rustdagen brengen ze door in Alveringem of  Kruis Abele. Op 10 oktober wordt Achille wordt Achille gepromoveerd tot korporaal.

8. Naar Gaillon

Om hogerop te geraken moet Achille een examen voor onderofficier afleggen. Hij slaagt daarin en krijgt op 2 november de rang van sergeant. Dat geeft hem het recht een aanvraag te doen om de lessen te volgen in het C.I.S.L.A.I. in Gaillon. Dat staat voor het 'Centre d'Instruction des Sous-Lietenants Auxiliaire, Infanterie'. Omdat er al tijdens de eerste oorlogsmaanden veel onderofficieren en officieren gesneuveld zijn, wordt er vanaf 24 december 1914 een opleidingscentrum opgericht om dit tekort aan te vullen. In Gaillon worden de infanteristen opgeleid. De eerste cursus start op 15 januari 1915. Achille mag deelnemen aan de zesde sessie. De lessen gaan door in het kasteel van Gaillon. Tweeduizend soldaten volgen hier de opleiding in de loop van de oorlog. Achille komt op 7 november aan in Gaillon.

Gaillon bevindt zich in het departement Eure, een 95tal km ten noordoosten van Parijs, ver achter de Franse frontlijn



Hieronder: Verklaring door Achille Olieu op 11 oktober 1920


Hieronder: Belgische soldaten tijdens hun opleiding op de binnenplaats van het kasteel. Het kasteel van Gaillon wordt van januari 1812 tot 1 juli 1901 gebruikt als gevangenis. Daarna dient het als kazerne tot het begin van de Eerste Wereldoorlog. Daarna wordt het gebruikt als militaire gevangenis, kazerne en als opleidingscentrum voor Belgische soldaten.






De opleiding van Achille duurt iets meer dan 4 maand en op 12 maart keert hij terug naar het Regiment van de Grenadiers. Vijf dagen later krijgt hij de rang van adjudant.



9. Rust en Sector Diksmuide (Nieuwkapelle)

Het regiment van de grenadiers is ondertussen op 2 december vertrokken uit de sector van Diksmuide. Van 3 december tot 20 januari krijgen de grenadiers verlof in De Panne. Daarna vertrekken ze naar de sector Nieuwkapelle - St. Jacobskapelle. Daar vervoegt Achille het regiment op 12 maart 1916.  De eerste linie bevindt zich in Nieuwkapelle. De bataljons gaan op piket in de wijk Kousse Boom of aan de herberg 'In den Bombardon' langs de weg van Nieuwkapelle naar Lo. De rustdagen brengen ze meestal door in Lo en een paar keer in Sint-Rijkers bij Alveringem. 



Hieronder: Verklaring van Achille Olieu over zijn studies, geschreven en ondertekend in Kousseboom op 15 september 1916. Ook ondertekend door Armand de Callatay, commandant van het 3e bataljon. Luitenant Maurice Reclercq is sedert 11 augustus ingedeeld bij het koloniale leger in Congo. Kapitein Brulé heeft hem vervangen als commandant van de 3e compagnie.


In 1916 heerst er 'betrekkelijke' rust aan het IJzerfront. De streek wordt wel regelmatig zwaar beschoten en gebombardeerd door de Duitse troepen De inwoners van Nieuwkapelle zijn massaal gevlucht, de meesten naar Lo. De Legerbode bericht regelmatig over de artilleriestrijd aan het IJzerfront. 

Hieronder: Uit De Legerbode van 4 mei 1916



Achille komt de dagelijkse beschietingen heelhuids door en verlaat op 20 december 1916 met het regiment de sector.


Hieronder: Ruines in Nieuwkapelle - In 1914 vlucht de familie Destrooper uit Lo naar Frankrijk. Alleen de oudste zoon Jules Jr. blijft achter als dienstplichtige van de lichting 1913. Hij wordt echter al vlug ziek en mag naar huis terugkeren. Omdat er geen boter en andere ingrediënten zijn kan hij de bakkerij van zijn vader niet opnieuw openen. Om in zijn onderhoud te voorzien begint hij met het uitgeven van oorlogspostkaarten met beelden van de omliggende dorpen, die de soldaten naar het huisfront kunnen verzenden. 





10. Naar het kamp van Mailly

Op maandag 21 december 1916 kunnen de Grenadiers van een nieuwe rustperiode genieten. Onder slagregen vertrekken ze van in Hoogstade richting kust, waar ze in De Panne en het nabijgelegen Bray-Dunes en Gijvelde, zullen verblijven. Er wordt ondertussen aan een legerhervorming gewerkt. De Grenadiers worden terug ontdubbeld in een 1e en 2e regiment, die elk ongeveer 50 officieren en 2000 manschappen zullen tellen. De Grenadiers van de eerste drie compagnieën van het 3e bataljon, waartoe ook Achille behoort worden nu ingedeeld bij het 1e Bataljon van het 2e Regiment. 

Bij de hervorming behoren ook nieuwe aanvalstechnieken en bewapening. Om deze technieken onder de knie te krijgen moet de 6e legerdivisie gaan trainen in het kamp van Mailly in Frankrijk. Er moet geoefend worden in kleine eenheden, maar ook als bataljon, regiment, brigade en divisie. In het beperkte gebied achter de Ijzer is daar geen geschikte plaats voor. Het kamp van Mailly, dat zich bevindt in Mailly-le-Camp in het departement Aube beschikt over een enorme vlakte en is ideaal voor de te oefenen maneuvers.

Op 3 januari begint Achille Olieu met de anderen aan de lange treinreis. Het is immens koud en bij de diverse haltes wordt er warme koffie uitgedeeld. De trenreis gaat van De Panne naar Boulogne, Amiens, Montidier, Longeuil-Sainte-Marie, Mareuil-sur-Ourcq en Sommesous. Op 5 januari bereiken de Grenadiers het kamp van Mailly.





Hieronder: De barakken van de Belgen bevinden zich naast die van de Russische soldaten en er wordt volop verbroederd. 



Het verblijf in het kamp van Mailly wordt geen rustperiode. Het regent, sneeuwt en vriest en iedere dag moeten de Grenadiers vanaf 7 uur beginnen met de oefeningen en maneuvers. Op 24 januari komt de Franse generaal Pétain deelnemen aan een maneuver van de 6e legerdivisie. Van 29 tot 31 januari komen de Grenadiers gespreid terug naar Belgie.

11. Legerhervorming en promotie


Tijdens het verlof eind december is ondertussen zoals eerder vermeld gewerkt aan een legerhervorming. het Grenadiersregiment terug ontdubbeld. Vanaf 24 december 1916 zijn er opnieuw 2 regimenten. De infanterie van het Belgische leger bestaat nu uit 3 brigades, de 16e, 17e en 18e. Deze brigades bestaan elk uit 2 regimenten met 3 bataljons van elk 3 compagnieën. De 16e brigade bestaat uit de 2 regimenten van de Grenadiers. De eerste 3 compagnieën van het derde bataljon vormen nu samen het 1e bataljon van het 2e regiment. Achille wordt ingedeeld bij de 3e compagnie van dit bataljon. De Callatay blijft bevelhebber van dit 1e bataljon en Brulé van de 3e compagnie.

Op 2 februari krijgt de divisie opdracht de sector Steenstrate tot het Sas van Boezinge te bezetten. Het regiment van Achille vindt onderdak in Pollinkhove (nu een deelgemeente van Lo-Reninge)

Achille Olieu die de cursus voor onderofficier heeft gevolgd in Gaillon dient al tijdens de opleiding zijn kandidatuur voor hulponderluitenant in het 2e Regiment. Er wordt op 1 februari een puntenklassement opgemaakt. Achille behaalt 282,22 punten en is daarmee 26e in het algemeen klassement.




Dit puntenaantal is voldoende en op 20 februari draagt de 46 -jarige Guillaume Donies, de korpschef van het 2e Regiment Grenadiers, Achille Olieu voor om de graad van hulponderluitenant te krijgen.



De commandanten van de compagnie, het bataljon, de brigade en de divisie waartoe Achille Olieu behoort en behoorde moeten nu advies geven. Ook korpschef Donies dit doen.

Hieronder: Het advies van de commandant van het bataljon, Raoul de Hennin de Boussu-Walcourt opvolger van Armand de Callatay


Hieronder: Het advies van de korpschef en de brigadecommandant.


Ze beschrijven Achille als een ijverige en toegewijd onderoficier, die zijn militaire dienst tot nu toe altijd tot volledige tevredenheid van zijn oversten heeft gedaan. Hij is correct en gereserveerd en heeft alle kwaliteiten om een zeer goede officier te worden. 

Er moet hier ook aan toegevoegd worden dat het voor Achille een voordeel is dat hij in Brussel tweetalig is opgevoed en het Frans perfect beheerst. Zo kan hij met zijn oversten die zo goed als allemaal franstalig zijn gemakkelijk communiceren.

Hieronder: Op 9 maart wordt Achille officieel benoemd tot hulpofficier bij de infanterie, voor de verdere duur van de oorlog.



Als onderluitenant mag Achille nu een gevechtspeloton van ongeveer 100 man leiden. De Grenadiers blijven tot begin mei in de Steenstrate sector. Op 3 mei 1917 worden ze verplaatst naar de sector Nieuwkapelle - St.-Jacobskapelle. 

Einde deel 1